Crivit LM-1419 - Handbuch (Seite 37)

37
Landen
Om te landen stuurt u de matrasvlieger zo ver mogelijk naar links of rechts,
dus uit het windvenster (zie pagina 33, windvenster). Hij wordt hierbij
steeds langzamer en daalt langzaam naar de grond.
Na de landing direct de matrasvlieger maar vooral de
vlieglijnen binnenhalen, om beschadigingen of verwondin-
gen te voorkomen.
Bij sterke wind is het mogelijk dat de matrasvlieger zich weer met lucht
begint te vullen en opnieuw de lucht in gaat.
Matrasvlieger weer opbergen
Zodra u de matrasvlieger op de grond hebt gefixeerd, maakt u de toom-
knoop tussen de beide aanknooppunten van de vlieglijnen en de vlieg-
lijn zelf weer los (zie overzicht opbouw pagina 32). Bevestig het rechter
aanknooppunt nu aan de rechter tranportbeveiligingslus, alsoo khet linker
aanknooppunt aan de linker transportbeveiligingslus van de sleepkant.
Hierdoor voorkomt u sterke verdraaiingen van de lijnen bij een hernieuwd
gebruik. Verwijder nu zand en vuil van de matrasvlieger. Zorg ervoor dat
de matrasvlieger helemaal droog is.
Vervolgens bergt u het product weer
in de meegeleverde transporttas op.
Maak nu de toomknoopverbindingen
tussen de vlieglijnen en de stuurstang
los. Voor het opbergen van de vlieg-
lijnen zonder wirwar hangt u telkens
een eindlus van iedere vlieglijn over
de beugel van een oprolinstallatie
(afb. 5). Rol de vlieglijnen met be-
hulp van de oprolinstallatie over de
stuurstang op (afb. 6). Voor het fixeren
draait u de laatste 20 cm van de
vlieglijn dwars over de stuurstang en
schuift u de eindlussen onder de dwarse
opwikkeling (afb. 7).
Windsterktes
Bft = Beaufort
Windstil
0 Bft; 0-0,8 km/h; 0-0,5 knopen
– Rook van schoorstenen stijgt recht omhoog
– Spiegelglad meer
– Vliegers vliegen alleen met ondersteuning
afb. 5
afb. 6
afb. 7