Brother PX-100 200 300 - Handbuch (Seite 53)

○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
45
VERFÜGBARE STICHMUSTER
POINTS INCLUS
INGEBOUWDE STEKEN
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
A
B
Points sur le bord
XL5300 XL5200 XL5100
Modèle Longueur de point Largeur de point
PX300 PX200 PX100
14 12 15 Point overlock stretch 3-5
15 13 12 Point overlock élastique Fixe 2,5
Fixe 5
17 15 11 Point flèche
Ces points servent à assembler des coutures et à les terminer en
une seule opération. Le point overlock élastique sert pour la couture
de tissus élastiques alors que le point flèche convient parfaitement à
la couture des bords d’une couverture.
1. Mettre le sélecteur de modèle de point sur le point overlock élas-
tique, sur le point overlock stretch ou sur le point flèche.
2. Placer le tissu sous le pied-de-biche de sorte que la couture se
trouve environ à 3 mm à gauche du centre du pied-de-biche. Ce
point donne d’excellents résultats avec une marge de couture de
6 mm, ce qui permet au côté droit (côté zigzag) du point de pi-
quer le bord coupé du tissu comme le montre la fig. A.
3. Si l’écart est supérieur à la taille du point, couper l’excédent de
tissu après avoir piqué.
La fig. B montre un point overlock stretch (à droite) terminé.
Overhandse steken
XL5300 XL5200 XL5100
Patroon Steeklengte Steekbreedte
PX300 PX200 PX100
14 12 15 Stretch overlocksteek 3-5
15 13 12 Stretch overlocksteek 2,5 fixiert
Vast 5
17 15 11 Pijlpuntsteek
Met deze steek kunt u in één handeling naden naaien en afwerken. De stretch
overlocksteek is handig voor het naaien van elastische stoffen en de pijl-
puntsteek is ideaal voor het naaien van de rand van een deken.
1. Stel de patroonkeuzeknop in op de stretch overlock (links), de stretch
overlock (rechts) of de pijlpuntsteek.
2. Leg de stof onder de persvoet zodat de naad ongeveer 3 mm. links van
het midden van de persvoet komt. De steek komt het beste tot zijn recht
met een zoom van ongeveer 6 mm., zodat de rechter (zigzag) kant van
de steek over de buitenrand van de stof valt. (Zie fig. A.)
3. Als het steekpatroon niet over de rand valt, dan moet het teveel aan stof
eerst worden afgeknipt.
In fig. B ziet u het eindresultaat van het gebruik van de stretch overlock
(rechts).
Überwendlingstich
XL5300 XL5200 XL5100
Stichmuster Stichlänge Stichbreite
PX300 PX200 PX100
14 12 15 Elastik-Overlockstich 3-5
15 13 12 Überwendlingstich 2,5 fixiert
5 fixiert
17 15 11 Spezial-Overlockstich
Diese Stiche werden benutzt, um Säume in einem Arbeitsgang zu nä-
hen. Der Überwendlingstich ist zweckmäßig beim Nähen von Stretch-
Materialien, während der Spezial-Overlockstich für das Säumen von
Decken ideal geeignet ist.
1. Den Stichmusterdrehschalter auf Elastik Overlock, Stretch Overlock
oder Spezial-Overlockstich einstellen.
2. Legen Sie den Stoff unter den Nähfuß, so daß die Saumlinie unge-
fähr 3 mm links von der Mitte des Nähfußes zu liegen kommt. Die-
ser Stich arbeitet am besten mit einer Nahtzugabe von 6 mm, da
hierbei die rechte Seite des Stichs die Schnittkante des Stoffes über-
näht, wie in Abb. A gezeigt.
3. Wenn die Nahtzugabe breiter ist als das Stichmuster, schneiden Sie
den überstehenden Stoff nach dem Nähen ab.
In Abb. B ist ein fertiger Elastik Overlock dargestellt.