Panasonic NVRZ1EG Benutzerhandbuch
Seite 75
149
148
FRANÇAIS
DEUTSCH
DANSK
NEDERLANDS
∫
∫
∫
∫
∫
Werkingsschema van de automatische
scherpstelling
1
Scherpstellens
2
CCD-beeldsensor
3
Signaalbewerking
4
Microprocessor
5
Motor van de
6
Beeldsignaal voor
scherpstellens
opname
7
Scherpstellens
;
Zoekerbeeld
<
Gedeelte van het beeld waarop wordt scherpgesteld door
de automatische scherpstelling.
Als u de camerarecorder richt op het onderwerp dat u wilt
opnemen, zal de microprocessor (aan de hand van de
informatie over de verticale contouren in het beeldsignaal dat
door de CCD-beeldsensor wordt ontvangen) bepalen of het
onderwerp in het midden van het beeld juist is scherpgesteld.
Wanneer dit niet optimaal is scherpgesteld, zal deze de
scherpstellingslens vanuit de voorgaande
scherpstellingspositie
8
of
:
in kleine stapjes snel bewegen
totdat de verticale contouren van het onderwerp het scherpst
zijn
9
.
≥
Aangezien de werking van de automatische scherpstelling
van deze camerarecorder gebaseerd is op de informatie over
de verticale contouren van het onderwerp, is het niet
mogelijk nauwkeurig scherp te stellen op onderwerpen met
zwakke verticale contouren (
l
100).
≥
Anders dan het menselijk oog, kan het systeem voor
automatische scherpstelling van deze camerarecorder niet
scherpstellen op een ver verwijderd onderwerp en
vervolgens ogenblikkelijk scherpstellen op een nabij
onderwerp.
8 9 :
2
3
4
5
1
7
1
2
3
8
6
9
:
;
<
∫
∫
∫
∫
∫
Funktionsschema der Autofocus-Funktion
1
Fokussierlinse
2
CCD-Bildwandler
3
Signalverarbeitung
4
Mikroprozessor
5
Fokussierlinsen-Motor
6
Bildsignal für die
Aufnahme
7
Fokussierlinse
;
Sucherbildschirm
<
Bildausschnitt, auf welchen die Autofocus-Funktion scharf
einstellt.
Wenn Sie den Camerarecorder auf den aufzunehmenden
Bildgegenstand richten, stellt der Mikroprozessor anhand der
Informationen über die vertikalen Konturen im Bildsignal fest,
ob der Gegenstand in der Bildmitte scharf eingestellt ist. Ist er
nicht optimal scharf, bewegt der Mikroprozessor die
Fokussierlinse schnell in winzigen Schritten aus der
bisherigen Fokus-Einstellung
8
oder
:
, bis die vertikalen
Konturen im Bild am schärfsten sind
9
.
≥
Da dieser Camerarecorder automatisch aufgrund der
Informationen über die vertikalen Konturen im Bild scharf
einstellt, ist präzise Scharfeinstellung auf Motive mit
schwachen vertikalen Konturen nicht möglich. (
l
100)
≥
Anders als das Menschenauge ist das
Scharfeinstellungs-System des Camerarecorders
nicht in der Lage, die Scharfeinstellung ohne jegliche
Verzögerung von einem entfernten auf einen nahen
Bildgegenstand zu ändern.
∫
∫
∫
∫
∫
Schéma fonctionnel de la fonction mise au point
automatique
1
Lentille de mise au
2
Capteur d’image CCD
point
3
Traitement des
4
Microprocesseur
signaux
5
Moteur de la lentille
6
Signal d’image pour
de mise au point
l’enregistrement
7
Lentille de mise
;
Ecran du viseur
au point
<
Zone d’image dans laquelle la fonction mise au
point automatique règle la mise au point.
Lorsqu’on dirige le caméscope vers le sujet que l’on veut
enregistrer, le microprocesseur détermine (sur la base des
informations concernant les contours verticaux des signaux
d’image reçus par le capteur d’image CCD) si le sujet cadré
au milieu de l’image est correctement mis au point. Si la mise
au point n’est pas parfaite, il déplace rapidement par pas
minuscules la lentille de mise au point du réglage de mise au
point précédent
8
ou
:
jusqu’à ce que les contours
verticaux du sujet soient le plus nets possible
9
.
≥
Comme ce caméscope règle automatiquement la mise au
point sur la base des informations concernant les contours
verticaux du sujet, il n’est pas possible d’obtenir une mise au
point précise sur les sujets dont les contours verticaux sont
trop faibles (
l
101).
≥
Contrairement à l’œil humain, le système de mise au point
automatique du caméscope ne peut pas changer
instantanément la mise au point d’un sujet distant à un sujet
proche.
∫
∫
∫
∫
∫
Funktionsdiagram for
autofokuseringsfunktionen
1
Fokuseringslinse
2
CCD billedsensor
3
Signalbearbejdning
4
Mikroprocessor
5
Motor til fokuseringslinse
6
Billedsignal til optagelse
7
Fokuseringslinse
;
Søgerskærm
<
Billedudsnit som autofokuseringsfunktionen stiller skarpt
efter.
Når De retter videokameraet mod det motiv, som De ønsker
at optage, bestemmer mikroprocessoren (baseret på den
information om lodrette konturer i motivet, som billedsignalet
fra CCD billedsensoren indeholder) om motivet i midten af
billedet er i fokus. Hvis det ikke er optimalt fokuseret, bevæger
mikroprocessoren hurtigt fokuseringslinsen fra den foregående
fokusstilling
8
eller
:
i meget små ryk, indtil de lodrette
konturer i motivet fremtræder så skarpt som muligt
9
.
≥
Da videokameraet automatisk justerer fokus ud fra
information om motivets lodrette konturer kan præcis
fokusering være umulig ved motiver med utydelige lodrette
konturer (
l
101).
≥
I modsætning til det menneskelige øje kan videokameraets
autofokuseringssystem ikke øjeblikkeligt skifte fra at fokusere
på et fjernt til et tætliggende motiv.